Mijn goede vriend Roel Jansen, die de
School van de Kraanvogel runt, heeft naar aanleiding van mijn
stukje over de zinssnede
君子豹變.小人革面 Jūnzǐ bàobiàn.
Xiǎorén gémiàn (zie zesde lijn van hexagram 49) een artikeltje in z'n weblog geschreven over een kleine man die zijn gezicht verandert. Ik mag het plaatsen in mijn weblog, waarvoor dank.
De luipaard en de gewone man
Op de website van mijn goede
vriend Harmen kwam ik een chinees gezegde tegen:
junzi bao bian, xiao ren ge mian
Letterlijk betekent dit (maar Harmen geeft er een veel uitgebreidere
uitleg over, beter dan de mijne): "Een edele is een luipaard die
verandert; de gewone man verandert zijn gezicht".
Leuk, zul
je denken, pittoresk zelfs, zo'n uitspraak, maar wat moeten wij
daar nou mee? Nou kijk, dit is een gezegde dat je veel hoort als
rechtvaardiging voor het chinese selectiesysteem van een grote meester:
"Jij wel, jij niet". Niks van tevoren adequaatsheidstestjes doen,
helemáál niet, hoe kóm je d'r-bij: hij loopt langs een rijtje leerlingen
(de selectie voor indoor students werd -wordt- doorgaans gedaan
uit mensen die al als 'gewoon lid' in de school van de meester oefenen)
en lijkt er vrijwel lukraak een paar uit te kiezen. Niets is minder waar
en wat er werkelijk aan de hand is gaat veel dieper.
Een simpel voorbeeld van iets dergelijks in het westen kwam ik tegen
tijdens een gesprek met m'n knieëndokter (een paar jaren geleden werden
mijn knieklachten te erg en móest ik wel naar een arts waar bleek dat
mijn meniscus zowat was doorgescheurd). Affijn, ik zat te praten met die
chirurg en al pratende kwamen we -ik weet niet meer hoe- te praten over
het 'eigenaardige' (d.w.z. in het westen niet geaccepteerde)
selectiesysteem à la "jij wel, jij niet", dat ik voor mijn Kerngroep heb
gehanteerd.
"Dat vind ik helemaal niet zo'n vreemd systeem", reageerde hij. "Sterker
nog: ik kom het wel vaker tegen".
Hier ging bij mij een
wenkbrauw omhoog. Huh? Een subjectief selectiesysteem in ons, ehhh,
'rationele' westen?
"Ja", vervolgde de bottendokter, "ik heb veel
topsportmensen als 'klant' en daar zitten ook circuslieden bij.
Contortionisten bijvoorbeeld". Ik wist niet wat dat waren,
contortionisten, maar hij legde het uit: "Slangenmensen". Ah.
Hij vertelde me: "Slangenmens kun je niet worden door oefening, je moet
ervoor gebóren zijn. Dat komt omdat slangenmensen veel soepeler
kraakbeen hebben, en langere pezen. En als je dat basisniveau, waar je
dus mee bent geboren, bijhoudt en uitbreidt dan kun je er het circus mee
in. Iemand die er niet mee geboren is kan weliswaar veel trainen en zal
best wel lenig worden, maar hij of zij zal zelfs dat basisniveau nooit
halen, al wil -ie het nóg zo graag. Zo iemand kan dus nooit een
slangenmens worden.
Nou is de opleiding van een slangenmens, ondanks
diens natuurlijke aanleg, behoorlijk intensief. Een beetje net zoals jij
de training in jouw school beschrijft: je ziet elkaar elke dag, en
meerdere uren óp zo'n dag. Járenlang. Als iemand nu niet zo'n aanleg
heeft dan besteed je dus een deel van je leven aan het opleiden van
iemand tot iets wat-ie nooit zal kunnen, en dat is zonde van je tijd.
Maar
het volgende wil het geval: een slangenmens -en een trainer van
slangenmensen is altijd zelf óók slangenmens- 'voelt aan' of iemand met
deze gift, of afwijking zo je wilt, geboren is. En dus zegt-ie 'jij wel,
jij niet'". Kijk eens aan, zo werkt dat dus...
En daarmee kom ik bij het bovengenoemde spreekwoord junzi bao bian,
xiao ren ge mian. "Een edele is een luipaard die verandert; de
gewone man verandert zijn gezicht".
Nee, dit bedoelen ze dan weer níet...
Een luipaard is een dier dat pas op latere leeftijd, zo was het
bijgeloof (want in werkelijkheid klopt het niet), zijn tekening krijgt.
Kijk mij eens een tekening hebben...
Dus 'een luipaard die verandert' is in feite niet meer of minder dan een
kleine luipaard die een grote wordt, en dat is een onvermijdelijk
proces: een kleine luipaard wordt nooit een groot varken, het wordt
altijd een gróte luipaard. Toch? Hetzelfde gaat op voor een junzi,
een 'edele': misschien geboren als snotjongen in de ghetto of als
paffertje op het kasteel, maar waar-ie vandaan komt is totaal
irrelevant; waar-ie naartóe gaat, dát is waar het om draait. En dat is
altijd naar 'edele', een oprecht iemand met een zuiver hart. Dat kán
niet anders want zo is-t-ie geboren, ook als-ie dat zelf niet in de
gaten zou hebben. Tegenwoordig zeggen we "het zit in z'n genen".
De 'gewone man' echter wordt, net als die edele, op een bepaalde manier
geboren en zal -eveneens net zoals die edele- óók altijd zo blijven;
maar door scholing leert-ie truukjes waardoor hij zich aan de buitenkant
anders kan gedragen. Let wel: 'aan de buitenkant'. Zijn hart, zijn
binnenste, blijft ongewijzigd. Wij zouden zeggen: "hij doet zich anders
voor dan hoe hij is". De chinezen zeggen: "Hij verandert zijn gezicht",
de buitenkant. En dat wordt gezien als een minderwaardig iets: wees wie
je bent en wees daar recht in, dat is de weg van de edele. Doe je je
anders voor dan hoe je bent dan is dat de weg van de 'gewone man'.
Zakelijk misschien uitermate succesvol, dat zou kunnen, maar verre van
lovenswaardig.
Waarom kom ik op dit verhaal? Dat zal ik je vertellen. Onlangs kreeg ik
een mailtje waarin iemand zijn leraar met veel respect 'grootmeester'
noemde. Nou waardeer ik dat respect, dat moet gezegd, maar toch: de naam
van die leraar 'ringed a bell' zogezegd. En toen bleek inderdaad
dat ik die vent van vroeger kende. Hij was ooit de beste vriend van mijn
Tit Khun-leraar, meneer Tan, en ging in die tijd nog door het leven
onder een nederlands-indische naam. Ik zal-em hier niet noemen verder,
maar voor het verhaal zal ik het verder hebben over 'Jakob'.
Die
Jakob trainde niet en had in Indonesië dan weer eens hier, dan weer eens
daar rondgelopen: nergens lang genoeg gebleven om te snappen waar het
over ging. Maar af en toe kwam hij op bezoek als wij aan het oefenen
waren en dan gingen meneer Tan en hij gezellig naast elkaar zitten
keuvelen over 'vroeger, toen alles beter was' en meer van dat soort
dingen.
Op een gegeven moment kwam hij een keertje langs met een chinese jongen
die een videocamera, een heel bijzonder iets om te hebben in die dagen,
bij zich had. Of het goed was als hij wat opnames van onze training zou
maken "want dat is leuk voor je", zo zei hij tegen meneer Tan. Ik heb
meneer Tan nog nooit 'nee' horen zeggen in zijn leven, maar hij gaf ons
wel een knipoog. Wij wisten wat dat betekende: wat je ook laat zien,
het mag géén Tit Khun zijn!
Ik was in die dagen
assistent van meneer Tan voor wat betreft shi'er lu tantui, zeg
maar Tantui oftewel de harde stijl, en dus stond ik op en liep de
partneroefeningen van die harde stijl met iemand anders. Bij het weggaan
bedankte Jakob ons hartelijk en verzekerde ons dat hij ons een kopie van
de video zo spoedig mogelijk zou opsturen.
Weken later kwam hij weer, zonder video. "Die bleek niet goed te zijn",
zei hij. "De opnames zijn mislukt". Onthoud dit verhaal even.
Een paar maanden later kwam Jakob weer op bezoek bij meneer Tan. Hij
vertelde dat hij een maand onbetaald verlof had genomen (hij was een
tramconducteur, say no more) en naar China was gegaan waar hij
een crash course Tai Chi had gedaan: in één maandje tijd had hij,
die dus in feite totaal ongetraind was verder, de 24-vorm Tai Chi
geleerd plus pushing hands. Dat zal wel kwaliteit geweest zijn
dan, hoor ik je denken. Nou totally not dus...
Anyway, meneer Tan was welwillend, het was zijn beste vriend
tenslotte, en hij liet Jakob -die altijd grootsprakerig was- uitgebreid
zijn verhaal doen. Op een gegeven moment trok hij meneer Tan de vloer
op, voor onze ogen (dik uitroepteken want zoiets is, in
krijgskunstkringen, ui-ter-ma-te onbeschoft), zei "kijk, zó werkt pushing
hands", duwde meneer Tan op de borst en sprong bijna in de lucht van
trots: "Ik heb je geraakt, jij met je Tit Khun!"
Ik had
meneer Tan nog nooit in mijn leven kwaad gezien maar nu dacht ik echt
dat Jakob alleen nog maar feet first het huis zou verlaten... en
inderdaad scheelde dat niet veel. Toen Jakob vertrokken was zei meneer
Tan ons: "Dit is de les die ik jullie altijd heb voorgehouden maar waar
ik zelf niet naar gehandeld heb: je grootste vijand is je beste vriend.
Jakob komt bij mij nooit meer over de drempel".
En nu ga ik de twee vertellingen van zojuist bij elkaar brengen: wéér
een paar weken later kwam een leerling van meneer Tan met zo'n papiertje
waar je de vis in verpakt en je glaswerk bij het verhuizen, hoe heet dat
ook alweer: oh ja, een 'krant'. Het was een lokaal krantje uit de
woonplaats van Jakob, en daarin stond een grote advertentie: "Chinese
Kungfu-grootmeester opent school. Lessen in Tantui en Tai Chi". En
daaronder (de chinese) naam en telefoonnummer... van Jakob. Meneer Tan
was ziedend, en na de les gaf hij mij -nog steeds ontzèttend kwaad- de
opdracht om mij in te schrijven voor een les van Jakob en zijn school op
te rollen.
Overigens: net toen ik na die les thuiskwam ging de telefoon (dat was
om een uur of één, half twee, 's-nachts). Meneer Tan. "Roel, die
opdracht die ik je gaf: doe dat maar niet, laat hem maar. Hij moet het
zelf maar weten". En daarmee was mijn stoerheids-project weer van de
baan.
De geschiedenis is hiermee niet klaar, ik zou Jakob nóg een keer
tegenkomen. Tijdens mijn studie Sinologie in Leiden begon ik mijn
onderzoek naar de herkomst van Tit Khun en een docent adviseerde mij, eens
mee te gaan naar zijn
Qigong-leraar: die was 'een echte
grootmeester en wist heel veel'. Naar bleek was dit
sifu Fei, die
vanaf dat moment mijn Tai Chi-leraar voor de aankomende tien jaar werd. Na
een paar maanden bij hem geoefend te hebben vetrouwde hij me blijkbaar
voldoende en tijdens een semi-privéles zei hij: "Jij had toch een vraag
over die ene stijl van je? Laat maar eens zien, dan zal ik kijken of ik er
iets aan herken".
Nou was het een semi-privéles: ik was voor
sifu
Fei een soort van
stand-in geworden voor privéleerlingen die
partneroefeningen kwamen leren. Zij betaalden, ik hielp mijn leraar, en zo
werden we allemaal wat wijzer. In dit geval was de situatie opmerkelijk:
de privéleerling die ik moest helpen was niemand minder dan... Jakob!
Al
die weken dat ik met Jakob oefende zei ik niks en ik zag dat hij me niet
herkende, tot en met dit moment. Jakob ging naast
sifu Fei zitten
en dat was voor mij voldoende: ik móest nu wel mijn Tit Khun laten zien
want anders zou ik
sifu Fei beledigen, maar Jakob zat erbij dus ik
wílde niet. Zodoende liet ik de slechtste Tit Khun-uitvoering zien die ik
kon verzinnen en opbrengen, alles slordig, zwaaierig en weet-ik-veel wat
niet meer voor schaamtevols ik toen gedaan heb. (
Sifu Fei zou later
zeggen: "Misschien was je leraar goed, dat weet ik niet, maar jij was toen
heel slecht". Dus Tit Khun 'verbergen' was in ieder geval gelukt...)
Ondertussen zat Jakob commentaar te geven aan sifu Fei over dat
hij deze stijl nog vanuit Indonesië kende maar ja, "dat was indonesisch
hè, je kon het geen echte chinese krijgskunst meer noemen", hij ratelde
maar door. Pardon? Maar hij zei dit allemaal in het chinees, hij had
niet in de gaten wie ik was en al helemáál niet dat ik chinees sprak. Zo
was Jakob.
Jakob heeft vervolgens nog ongeveer een jaartje 'een vorm
gekocht' zoals sifu Fei dat noemde, "maar hij is dom: hij komt de
stappen leren maar daarna gaat-ie weg zodat ik hem niet kan verbeteren.
Nou is-ie 'een ei zonder binnenkant'". Aldus sifu Fei.
Sjonge, dat was een lang verhaal, en dat allemaal naar aanleiding van
een spreekwoord en een mailtje: want toen ik die mail kreeg waarin die
leerling zo trots over zijn leraar, 'grootmeester Jakob', sprak kon ik
niet anders dan over Jakob denken:
Junzi bao bian,
Xiao ren ge mian.
Hier was een mooi voorbeeld van een xiao ren... ik ben, tijdens
dit schrijven, al helemaal weer opnieuw boos geworden en sta echt op het
punt om te zeggen: als ik die 'grootmeeser Jakob' tegenkom dan voer ik
alsnog mijn opdracht uit, dan rol ik zijn school op. Maar goed, ik zal
het niet doen, mijn leraar heeft die opdracht herroepen en het is niet
aan mij om daaroverheen te gaan. De Hemel beslist. Junzi bao bian.
Roel Jansen.